Een van de sterke punten van het recente onderzoek van Schoenfeld en zijn team is de transparante en zelfkritische benadering van de onderzoekers. Ze erkennen de complexiteit en nuances in hun bevindingen, zoals de focus op spiergroei gemeten op één specifieke plek van de spier, terwijl spiergroei ook lokaal kan variëren.
De diversiteit in resultaten, zowel tussen deelnemers als binnen verschillende spiergroepen bij één persoon, en de relatief korte tijdsduur van het onderzoek worden ook belicht.
Deze factoren tonen aan dat de uitkomsten van het onderzoek niet eenduidig zijn en geen pasklare antwoorden bieden. Het onderzoek reflecteert de complexiteit van de werkelijkheid, waar talloze variabelen en hun interacties een rol spelen, vaak in een omgeving die niet volledig gecontroleerd kan worden.
Zo konden bijvoorbeeld de dagelijkse voedingsgewoonten van de deelnemers niet volledig gecontroleerd worden. Ondanks dat het onderzoek diverse andere studies citeerde en besprak, verandert dit niets aan de praktische aanbevelingen die hieruit voortvloeien.
Opmerkelijk is dat de onderzoekers aanbevelen om twee minuten rust te nemen tussen sets voor optimale spiergroei, ondanks het feit dat dit niet direct in hun onderzoek getest werd.
Dit advies is gebaseerd op de combinatie van hun bevindingen en kennis uit andere studies. Daarnaast wijzen ze op de praktische implicaties van langere rustperioden; trainingen die bijna dubbel zo lang duren kunnen voor velen onpraktisch of onhaalbaar zijn.
Het onderzoek laat ook onbeantwoorde vragen over de “optimale rust” afhankelijk van het type oefening. Bij oefeningen zoals squats, waarbij meer spiermassa en energie wordt gebruikt, zou theoretisch een langere rustperiode nodig kunnen zijn dan bij oefeningen die minder belastend zijn, zoals onderarmtraining.
Dit aspect van variatie in rusttijd afhankelijk van de oefening, benadrukt nogmaals de complexiteit en de noodzaak voor individuele aanpassing in trainingsprogramma’s.